Martin Uvijn

Schilder, tekenaar. Werkte van 1973 tot 1978 o.l.v. H. De Cocker. Schilderde onder diens invloed vooral door aardkleuren gedomineerde expressionistische doeken. Door voortdurende zelfstudie, experiment en oefening evolueerde hij naar een zeer verfijnde, haast hyperrealistische vormgeving. Werkt thans in meerlagen-glacis-techniek. Zijn aandacht wordt nu ook getrokken door oude mysterieuze culturen en hij ondergaat de fascinatie van het aanvoelen van holistische en kosmische benaderingen. Zijn werken ademen stilte, rust, afstandelijkheid. Stelde aanvankelijk geïdealiseerde, dromerig-poëtische landschappen centraal in zijn werk. Zelden worden mensen getoond, maar hun aanwezigheid is steeds tastbaar voelbaar. Hoewel zijn werken zeer reëel en soms zelfs hyperrealistisch overkomen, wordt men toch regelmatig geconfronteerd met een persoonlijk symbolisme en kleur- en perspectivische onmogelijkheden, die zowel aan het Vlaams magisch realisme als aan de Afrikaans getinte “witte” magie doen denken. Uit de pers : “M.U. is een filosofisch schilder wiens techniek en kleuren (soms Noors staalblauw, soms complementair blauw/oranje) nu als verworvenheden kunnen worden beschouwd, maar de symbolische vormgeving telkens en telkens opnieuw moet worden uitgetekend. Soms steelt hij, als een vlinder, de zang van de vogel omdat hij de gevangene is van de symboliek van zijn denken,” (M. Van Spaandonck) en “Er is iets wezenlijks aan de hand met deze landschappen. Ze liggen niet op handbereik. Ze zijn van de realiteit weggeschoven, zelfs van de nostalgie. Misschien zijn ze nog het gebied van verlangen, maar vooral lijken ze mij het zuurstofdomein van een subtiele zoeker in verrassing naar een onthutsing over de wezenlijke zin van het bestaan. Vooral waar dit delicate, niet aan te raken landschap als het ware aangestaard wordt vanuit een geabstraheerde metafysische vaagheid. Van uit het realistische naar de raadselvolle abstractie. De bij M.U. merkwaardig geslaagde combinatie van figuratief en abstract is bovendien niet alleen technisch knap, ze is indicatief voor een ideeëngoed dat een nieuwe eindeloze bron van inspiratie kan zijn.” (M. Van Der Bruggen) Vermeld in “Kunstenaars en Galerijen 1997” en “Twee eeuwen Signaturen van Belgische kunstenaars”.